Historisch akkoord Servië en Kosovo

René Does

Er lijkt een einde te komen aan een van de langste en diepste etnisch territoriale conflicten in postcommunistisch Europa: dat over de onafhankelijkheid van de voormalige autonome provincie Kosovo van Servië. Op 19 april sloten de premiers van Servië en Kosovo, Ivica Dacic en Hashim Thaci, in Brussel een akkoord dat al snel “historisch“ werd genoemd. En waarschijnlijk terecht.

Het akkoord bestond uit vijftien punten. De kern ervan is dat Servië zich neerlegt bij het bestaan van een zelfstandig Kosovo in ruil voor grote autonomie van de gebieden van de Servische minderheid in Kosovo, hoewel de autoriteit van de Kosovaarse regering over het hele grondgebied van Kosovo wordt geaccepteerd. De meeste Kosovaarse Serviërs wonen in het noorden rond de stad Mitrovica (ongeveer 45.000 mensen).

Beide landen spraken een normalisering van de wederzijdse betrekkingen af. Servië zal het lidmaatschap van Kosovo van internationale organisaties niet langer dwarsbomen. Het leger van Kosovo mag de etnisch Servische gebieden in het noorden niet betreden zonder toestemming van de KFOR-vredesmacht of de NAVO. Verder spraken beide landen af elkaars integratie in de Europese Unie niet te hinderen.

Het akkoord betekent nog niet dat Servië de onafhankelijkheid van Kosovo heeft erkend, maar in de praktijk is het uiteraard wel een belangrijke stap in deze richting. Servië heeft deze vergaande concessies gedaan in ruil voor het uitzicht op lidmaatschap van de Europese Unie.

De voormalige Servische autonome provincie Kosovo riep op 17 augustus 2008 eenzijdig de onafhankelijkheid uit. In de Joegoslavische burgeroorlog van de jaren negentig was het gebied het toneel geweest van gewelddadig ingrijpen door het federale Joegoslavië van wijlen president Slobodan Milosevic. Van maart tot juni 1999 bombardeerde de NAVO Servië, nadat Milosevic had geweigerd een internationale vredesmacht in Kosovo te stationeren.

Ashton en Dacic en Thaci achter een vergadertafel

Catherine Ashton met de Servische premier Ivica Dacic (l) en de Kosovaarse premier Hashim Thaci. Foto: Council of EU.

De eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo van augustus 2008 werd erkend door onder meer Amerika en de meeste lidstaten van de Europese Unie. Zij werd niet erkend door onder meer Rusland, China en een vijftal EU-lidstaten, te weten Spanje, Slowakije, Roemenië, Griekenland en Cyprus.

Servië en Kosovo presenteerden zich allebei als winnaars van het afgesloten akkoord. Thaci verklaarde: “De overeenkomst die nu door de twee staten is ondertekend, betekent de-jure de erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo door Servië.“ En de minister van Buitenlandse Zaken van Kosovo, Enver Hoxhaj, zei: “Door deze overeenkomst accepteert en erkent Servië de realiteit van een onafhankelijk Kosovo, zijn territoriale integriteit en zijn grondwet en wetten.“

De reacties van Servische kant op het akkoord waren minder uitbundig. Premier Dacic sprak van “het maximale waarop Servië vandaag de dag kan rekenen“. En: “Servië moet zien te redden wat het nog kan redden.“

Catehrine Ashton
Een beslissende bemiddelende rol werd gespeeld door Eurocommissaris voor Buitenlandse Zaken Catherine Ashton. Het akkoord was het sluitstuk van een reeks besprekingen in Brussel tussen Dacic en Thaci, die op 19 oktober waren begonnen. Het begon toen met praktische zaken als de wederzijdse erkenning van universitaire diploma's, de uitwisseling van eigendomsdocumenten, een haalbaarheidsstudie naar een snelweg tussen Nis en Pristina en het instellen van een landennummer voor het internationale telefoonverkeer met Kosovo.

Na de ondertekening van het akkoord schreef Ashton op de opiniepagina van de International Herald Tribune een stuk waarin ze de rol en de aantrekkingskracht van de Europese Unie in dit soort conflicten in Oost-Europa benadrukte:

De Europese Unie kan een groot verschil maken. Het is een groot experiment in het werkbaar maken van diversiteit in het belang van ons allemaal. Ja, de Unie heeft zijn tekortkomingen. Ze staat momenteel voor grote economische uitdagingen. Maar in zijn algemeenheid werkt ze. Daarom wilden de volkeren van Oost-Europa zich aansluiten zodra zij zich van de sovjetdominantie hadden bevrijd. Nu willen Servië en Kosovo meedoen. Het akkoord van afgelopen week heeft het proces gestart dat hen in staat stelt dit te realiseren.

Op 1 maart 2012 was Servië al kandidaat-lidstaat van de Europese Unie geworden, na de uitlevering van Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. Ook was de toekenning van het kandidaat-lidmaatschap bedoeld als steuntje in de rug voor de toenmalige democratische prowesterse president Boris Tadic voor de presidentsverkiezingen van 6 mei 2012. Maar die werden verrassend gewonnen door de nationalist Tomislav Nikolic.

Naast de Europese Unie lijkt ook Rusland een rol te hebben gespeeld in de Servische acceptatie van het akkoord. Op 10 april bezocht premier Dacic zijn Russische collega Dmitri Medvedev. Medvedev verklaarde Servië nog steeds te steunen, maar gaf ook aan dat de verhouding met Kosovo in eerste instantie een zaak van de Serviërs zelf was. Rusland zette het licht dus niet op rood voor het afsluiten van het akkoord.

Als beloning voor de Servische concessies besloot de Europese Commissie op 22 april de toetredingsonderhandelingen met Servië te starten vanaf juni. Vervolgens deed president Nikolic nog een opmerkelijke stap: hij excuseerde zich op de Bosnische televisie voor het leed dat door de Bosnische Serviërs in juni 1995 in Srebrenica was aangericht, hoewel hij niet zo ver ging om de dood van 8.000 moslimmannen in de toenmalige beschermde enclave als “genocide“ te betitelen, zoals het Joegoslavië-tribunaal in januari 2007 had gedaan.

“Voor toetreding tot de Europese Unie is Servië bereid alle concessies te doen, waaronder het opgeven van Kosovo en erkenning van de schuld voor Srebrenica,“ concludeerde de Russische nieuwssite Expert.ru op 25 april.

Verder besloot de Europese Commissie om met Kosovo de gesprekken te starten voor het afsluiten van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst, het beginpunt van het toetredingsproces tot de Europese Unie.

Tegenstanders
Er zijn nog Servische tegenstanders van het akkoord met Kosovo. Allereerst de etnische Serviës die in Kosovo wonen. Zij voelen zich verraden door Belgrado. Dacic heeft via sociale media de eerste doodsbedreigingen dan ook al binnen. Ook de Servisch-orthodoxe kerk is (nog) tegen. Patriarch Irinej sprak van “het verraad van Kosovo“. En dan zijn er nog de ultranationalisten binnen Servië zelf. Maar deze laatste groep lijkt steeds kleiner te worden, want slechts enkele duizenden nationalisten kwamen in Belgrado de straat op om tegen het akkoord te demonstreren.

De meerderheid van de Serviërs lijkt zich te hebben verzoend met het verlies van Kosovo uit vermoeidheid met de hele kwestie en in ruil voor toekomstige integratie in de Europese Unie.

Het akkoord roept tot slot de volgende vragen en opmerkingen op: