Hongaarse literatuur in Nederland

Want vertalen - en eigenlijk ook de hele wereldliteratuur - is in de eerste plaats natuurlijk een zaak van kleine volkeren met een bescheiden literair verleden. Zo kunnen zij zich op edele wijze schadeloos stellen. (Gyula Illyés)
door Agnes de Bie-Kerékjártó

Het lijkt erop dat het recente succes van de Hongaarse auteur Sándor Márai (1900-1989), wiens roman Gloed door de Nederlandse uitgevers en boekverkopers tot het Boek van het jaar 2000 werd gekozen, een hernieuwde belangstelling voor de Hongaarse literatuur markeert.

In het verleden is er vrij veel vertaald uit het Hongaars: men zou gemakkelijk een middelgrote boekenkast kunnen vullen met uitgaven van Hongaarse literatuur die de laatste vijftig jaar in Nederlandse vertaling verschenen is. Talrijke romans en dichtbundels, proza- en poëzie-anthologieën leiden de geďnteresseerde Nederlandse lezer naar de rijk gevulde schatkamer van de Hongaarse letteren.

Toch geeft de respectabele lijst van de Hongaarse literaire werken die in het Nederlands zijn vertaald (zie kader) bij nader inzien een te gunstige indruk van de ontvangst van de Hongaarse literatuur in Nederland. Gedurende een lange tijd, vanaf de Tweede Wereldoorlog tot einde jaren tachtig, was namelijk het hele proces van het uitgeven van Hongaarse literatuur in Nederland sterk politiek gekleurd.

Dat wil zeggen: aan de ene kant hebben actuele politieke gebeurtenissen een beslissende rol gespeeld bij de keuze van de te vertalen boeken, maar aan de andere kant waren de lezers pas dan geďnteresseerd in de Hongaarse literatuur wanneer het land vanwege politieke gebeurtenissen toch al in het brandpunt van de belangstelling stond en alles wat met Hongarije te maken had nieuwswaarde kreeg.

Dit heeft ertoe geleid dat men duidelijke verwachtingen had van de Hongaarse literatuur: politiek engagement van de auteur voor vrijheid en een menswaardig bestaan stond hierbij voorop. Aan de hand van de receptie van enkele Hongaarse auteurs wil ik hier nader toelichten hoe bepalend het politieke element is geweest en op welke manier dit naar verloop van tijd langzaam is overgegaan in een meer algemene belangstelling voor land en volk.

Tibor Déry
In het stalinistische tijdperk, begin jaren vijftig, waren directe contacten met Hongarije schaars. In plaats van interesse voor 's lands literatuur zelf was de belangstelling gericht op de in het Westen levende Hongaarse schrijvers, zoals Arthur Koestler en andere emigranten. In Heerikhuizens geschiedenis van de wereldliteratuur (1951) werd Koestler als enige nog levende vertegenwoordiger van de Hongaarse literatuur genoemd.

Aan deze onwetendheid en ontkenning kwam pas na het uitbreken van de Hongaarse Opstand in 1956 een einde. Parallel met de golf emigrantenliteratuur die dat najaar heel West-Europa overspoelde, begon een langzame kennismaking met schrijvers en dichters uit Hongarije die tijdgenoten waren.

Tibor Déry (1894-1977), die na de Opstand tot zes jaar gevangenisstraf werd veroordeeld, was de eerste die erin slaagde het isolement van de Hongaarse literatuur te doorbreken: de eerste vertaling van zijn werk in het Nederlands verscheen in die tijd onder de titel Niki, of een hondeleven achter het ijzeren gordijn. Later volgden nog andere vertalingen.

J. Bernlef waardeerde destijds de 'fijnzinnige en intelligente kritiek op het stalinistische regime' in zijn verhalen. Ook andere recensenten waardeerden het proza van Déry omdat hij zich verzette tegen elke vorm van tereur. Verder vond men hem een scherpe observator van het onechte en leugenachtige in de mens, dat hij vaak op een geraffineerde wijze aan de kaak stelt.

János Pilinszky
Na de roerige tijd van 1956 verloor het thema 'Hongarije' steeds meer van zijn nieuwswaarde. Toch verdween de interesse, door de historische gebeurtenis gewekt, niet helemaal. Vanaf de jaren zestig verbeterden langzaam de literaire contacten tussen Nederland en Hongarije, met als resultaat dat er steeds meer kennis kwam over elkaars cultuur en dat steeds meer representatieve klassieke en moderne literatuur in Hongaarse en Nederlandse vertaling verschenen.

De karige dichtkunst van János Pilinszky (1921-1981) viel bij de Nederlandse lezers goed in de smaak. Pilinszky houdt zich in zijn gedichten verre van actuele politieke vraagstukken. Toch valt ook over zijn gehele oeuvre de schaduw van traumatische politieke gebeurtenissen. Zijn oorlogservaringen als krijgsgevangene in Duitsland, waar hij de verschrikkingen van de concentratiekampen meemaakte, drukten een onuitwisbaar stempel op zijn werk.

Zijn dichtbundel Krater verscheen in 1984 in het Nederlands. De recensenten slaagden erin tot de kern van de compacte poëzie van Pilinszky door te dringen: 'Tenmidden van de traditioneel nogal barokke, sterk door volkspoëzie beďnvloede Hongaarse literatuur lijkt Pilinszky een vreemde eend in de bijt. Het gaat Pilinszky om de essenties en om dat tot uitdrukking te brengen, gebruikt hij geen woord te veel.' Hij werd vergeleken met Gerrit Achterberg.

In de jaren tachtig en negentig komt het tot een echte doorbraak van de Hongaarse auteurs in Nederland: vertalingen van de romans van György Konrád (1933) en Péter Nádas (1942) werden niet alleen door de pers hoog geprezen, maar voerden ook langere tijd de bestsellerlijsten aan. Ook bij deze opmerkelijke successen ging het om min of meer politiek getinte literatuur. Het warme onthaal mag echter niet alleen hierdoor verklaard worden, ook het Europees filosofisch gedachtengoed en de Europese verteltraditie verklaart het succes van deze werken.

Sándor Márai
Natuurlijk waren er in het verleden herhaaldelijk initiatieven, zoals het Hongaars Archief van Jan Cremer uit het begin van de jaren tachtig, waarbij getracht werd het Nederlandse lezerspubliek met de andere, de 'burgerlijke' ontwikkelingslijn binnen de Hongaarse letteren te laten kennismaken. Werken van Milán Füst (1888-1968), Dezső Kosztolányi (1885-1936), László Németh (1901-1975), Magda Szabó (1917) en onlangs nog de postmoderne Péter Esterházy (1950) zijn ook toegankelijk gemaakt voor de Nederlandese lezers, maar het succes bleef uit.

Het oeuvre van de genoemde schrijvers vermengt het beste uit de Europese romantraditie met het meest opvallende en meest eigene van de Hongaarse verteltraditie, namelijk het mondelinge karakter ervan. In dit proza wordt op schijnbaar spontane, anekdotische wijze verteld, wat vaak een sfeer van 'vertellen bij het haardvuur' oproept. Verfijnde psychologie en subjectieve, lyrische bekentenissen gaan gepaard met levendigheid, lichtvoetigheid en soms speelsheid in de verhaaltrant.

Dit is de literaire traditie waartoe ook Sándor Márai behoort. De late ontdekking van deze meester van het Hongaarse verhalende proza betekent wellicht dat het politiek-maatschappelijk element niet meer onontbeerlijk is voor het wekken van de belangstelling van het Nederlandse lezerspubliek: Hongaarse literaire werken worden nu ook beoordeeld op hun esthetische waarde. Hiermee wordt - uiteindelijk - het beeld van de Hongaarse literatuur in Nederland minder eenzijdig.


Hongaarse literatuur in het Nederlands

Csoóri, Sándor
Cantata profana, vertaald door Erika Dedinszky, Haarlem 1979.
Déry, Tibor
Niki of een hondeleven achter het ijzeren gordijn, vertaald door Jan van Rheenen, Laren 1958.
Een wolk voor de zon, vertaald door Jan van Rheenen en Tibor Benkhard, Laren-Berchem 1962.
Lieve schoonpapa, vertaald door Antal Sivirsky, Naarden 1977.
Esterházy, Péter
De Hulpwerkwoorden van het Hart, vertaald door Ineke Molenkamp-Wiltink, Amsterdam 1991.
Kleine Hongaarse pornografie, zonder vermelding vertaler, Amsterdam 1993.
Een vrouw, vertaald door Henry Kammer, De Arbeiderspers 1996.
Füst, Milán
Het geheim van mijn vrouw, vertaald door László Sluimers, Lochem 1965.
Galgóczi, Erzsébet
Met andere ogen, vertaald door Erika Dedinszky, Amsterdam 1983.
De otterval, vertaald door Katalin Kiibédi Varga, 1987.
Gárdonyi, Géza
Slaven van God, vertaald door Eric Brem, Amsterdam 1948.
Slaven van Attila, vertaald door Margit Leiker-Kozelka en Sjoerd Kozelka, Amsterdam 1964.
De sterren van Eger, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1982.
Haraszti, Miklós
Stukloon, vertaald door E. van Assendorp-Kisjókai, Baarn 1976.
Hernádi, Gyula
Ik verloor, vertaald door Antal Sivirsky, Lochem 1963.
De vesting, vertaald door Erika Dedinszky, Haarlem 1981.
Illés, Béla
Een lied van de vrijheid, vertaald door Hans ter Laan, Amsterdam 1951.
Karpathen rhapsodie, vertaald door Hans ter Laan, Amsterdam 1956.
Illyés, Gyula
Het volk van mijn poesta, vertaald door Antal Sivirsky, Amsterdam 1976.
Noenmaal op het kasteel, vertaald door Antal Sivirsky, Amsterdam 1978.
In de sloep van Charon of Verschijnselen van de ouderdom, vertaald door Antal Sivirsky, Amsterdam 1980.
Jókai, Mór
De man van goud, vertaald door I. Daan, Amsterdam 1983.
József, Attila
De zoon van de straat en van de aarde, vertaald door Willem Brandt en Antal Sivirsky, 's-Gravenhage 1977.
Kardos, György
De 7 dagen van Abraham Bogatir, vertaald door W. Friedl-Wennink, Amsterdam - Antwerpen 1972.
Kertész, Imre
Kaddisj voor een niet geboren kind, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1994.
Onbepaald door het lot, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1995.
Het fiasco, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1999.
Konrád, György
De bezoeker, vertaald door Hans Hom, Amsterdam 1976.
De medeplichtige, vertaald door Jan Versteeg, Amsterdam 1986.
Tuinfeest, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1988.
Langzame opmerkingen in een snelle tijd. Berichten uit Boedapest en elders, essays vertaald door verschillende vertalers, Amsterdam 1990.
De stenen klok, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1996.
De oude brug. Dagboekaantekeningen en overpeinzingen uit de jaren tachtig en negentig, vertaald door Ineke Molenkamp-Wiltink, Amterdam 1997.
Nalatenschap, vertaald door Mari Alföldy, Amsterdam 1999.
Oorlog in Joegoslavië, vertaald door Peter Masthoff, Amsterdam 1999.
Kosztolányi, Dezső
Anna, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1982.
Lakatos, Menyhért
Berookte beelden, vertaald door Erika Dedinszky, Amsterdam 1982.
Márai, Sándor
Gloed, vertaald door Mari Alföldy. Amsterdam 2000.
De erfenis van Eszter, vertaald door Mari Alföldy, Amsterdam 2001.
Mikszáth, Kálmán
De dolle graaf Pongrácz of het Beleg van Besztercze, vertaald door Urb de Wael en Dirk Wolters, Amsterdam 1952.
Szelistje, het dorp zonder mannen, vertaald door Urb de Wael, Amsterdam 1952.
De wonderparaplu, vertaald door H. Beets-Damsté, Amsterdam - Antwerpen 1956.
Een vreemd huwelijk, vertaald door Antal Sivirsky, Amsterdam 1981.
Molnár, Ferenc
De jongens van de Pálstraat, vertaald door T. Eigenhuijsen en I. Rona, Amsterdam 1950.
Móricz, Zsigmond
De gelukkige mens, vertaald door I. Daan, Amsterdam 1982.
Nádas, Péter
Einde van een familieroman, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1989.
Het boek der herinneringen, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1993.
Terugkeer - Over het schrijven van Het boek der herinneringen, vertaald door Henry Kammer, Amsterdam 1993.
De levensloper. Boek over een jaar, vertaald door Rob Visser, Amsterdam 1997.
Nádasdy, Ádám
De suikerspinverkoper, gedichten vertaald door Mari Alföldy en Rogi Wieg, Amsterdam 1999.
Németh, László
Verdorde poesta, vertaald door Margot Bakker, Utrecht - Antwerpen 1964.
Örkény, István
Rozententoonstelling, vertaald door Erika Dedinszky, Amsterdam 1979.
Pilinszky, János
Krater, vertaald door Erika Dedinszky, Amsterdam 1984.
Sánta, Ferenc
Het vijfde zegel, vertaald door L. Marácz en N. Heijbroek, Amsterdam 1981.
Szabó, Magda
De andere Esther, vertaald door P. van Antwerpen, Bilthoven 1962.
Zilahy, Lajos
De geschiedenis van het geslacht Dukay I-III, vertaald door J. G. Elburg en M. Mok, Amsterdam 1950.

Anthologieën

Omhoog
Terug naar archief