Ook in Rusland gaat de pensioenleeftijd omhoog

Jan Limbeek

Zoals overal elders in Europa, wordt ook in Rusland gediscussieerd over een verhoging van de pensioenleeftijd. Nu kunnen mannen met pensioen als ze 60 worden en vrouwen als ze 55 worden. Maar de feitelijke pensioenleeftijd ligt nog lager, want er zijn veel banen in Rusland waarin men eerder met pensioen mag. Tegelijkertijd stijgt ieder jaar de hoogte van de pensioenen. Steeds meer mensen genieten een steeds hoger pensioen. Deze situatie is financieel volstrekt onhoudbaar.

Pensioenen worden in Rusland voornamelijk betaald door het pensioenfonds, gevuld uit bijdragen van de werkgever. Sinds 2005 vertoont het fonds echter ieder jaar een groter tekort, dat aangezuiverd wordt uit de federale begroting. In 2008 ging het om een tekort van 540 miljard roebel, in 2009 om 990 miljard roebel en dit jaar wordt een tekort van 1.150 miljard roebel verwacht. Tegen de huidige wisselkoers van ruim 42 roebel voor een euro is dat 27 miljard euro. In 2011 daalt het tekort tijdelijk omdat de werkgeversbijdrage aan het pensioenfonds met 6 procentpunt stijgt tot 26 procent van de totale loonsom.

Sinds 2002 bestaat het pensioen uit drie delen. De werkgever betaalt de bijdrage voor het basispensioen en voor het verzekeringsdeel van het pensioen. Het derde deel betreft een vrijwillige bijdrage van de werknemer aan een particulier fonds. De werknemer mag kiezen of het tweede verzekeringsdeel door het staatspensioenfonds of door een particulier fonds moet worden beheerd.

De financiering van de pensioenen stuit op twee grote problemen. Het pensioenfonds krijgt voortdurend te weinig geld, met name sinds in 2005 de werkgeversbijdrage flink werd verlaagd. Het andere probleem is dat het belegde kapitaal minder oplevert dan het inflatieniveau.

Naast een slecht functionerend pensioenstelsel is de lage leeftijd waarop de gemiddelde burger met pensioen gaat een probleem. De algemene opinie in Rusland is dat een verhoging van de pensioenleeftijd onvermijdelijk is, maar dat het nog minstens twee jaar duurt voor zo’n verhoging – geleidelijk – zal plaatsvinden. Eerst moeten de parlementsverkiezingen van december 2011 en de presidentsverkiezingen van voorjaar 2012 achter de rug zijn. Minister van Financiën Aleksej Koedrin beschouwt verhoging van de pensioenleeftijd als onvermijdelijk, maar denkt dat dit pas over vijf jaar, of nog later, geleidelijk zal worden ingevoerd.

In Rusland is de opvatting wijdverbreid dat verhoging van de pensioenleeftijd onrechtvaardig is, omdat de levensverwachting er eveneens laag is, zodat veel Russen nauwelijks van hun pensioen kunnen genieten. Deze gedachtegang is om een aantal redenen incorrect.

De veelgehoorde apocalyptische uitspraak dat er in Rusland over 10 tot 15 jaar tegenover één persoon in de arbeidsleeftijd ook één gepensioneerde zal staan, klinkt veel erger dan de werkelijkheid is. Normaal gesproken wordt het aantal gepensioneerden namelijk niet afgezet tegen het aantal mensen in de arbeidsleeftijd, maar tegen de beroepsbevolking. Dit zijn in Rusland alle mensen tot 72 jaar die willen en kunnen werken. De omvang van de beroepsbevolking kan periodiek nogal verschillen: in het derde kwartaal van 2010 waren het 76,3 miljoen mensen, onder wie 5,2 miljoen werklozen (6,8 procent) en in het eerste kwartaal ging het om 74,6 miljoen mensen, van wie er 6,6 miljoen werkloos waren (8,8 procent).

Een kwart van de gepensioneerden (10 miljoen) werkt na zijn of haar pensionering door, met behoud van het pensioen. Van de 111 miljoen mensen in de leeftijdscategorie 15 tot 72 jaar werkt 64 procent; de rest is werkloos, studeert of neemt anderszins geen deel aan het arbeidsproces. De werkelijke verhouding tussen werkenden en niet-werkenden is dus niet zo rampzalig. Maar er moet wel wat gebeuren, want de vergrijzing neemt toe en het aantal uitkeringen is hoog en groeiende.

Ondanks aanzienlijke verhogingen de afgelopen jaren zijn de Russische pensioenen nog steeds mager. In 2008 was de reële stijging 18 en in 2009 11 procent. In het tweede kwartaal van 2010 stegen de pensioenen nominaal met 46 procent, van 5.576 roebel per maand in het tweede kwartaal van 2009 naar 8.156 roebel (ongeveer 210 euro) per maand.

Het bestaansminimum voor gepensioneerden was in het tweede kwartaal van 2010 4.475 roebel (ongeveer 115 euro) per maand. De gemiddelde pensioensuitkering is dus 82 procent hoger dan het bestaansminimum, maar 2,5 keer lager dan het gemiddelde salaris. De bedoeling is dat in 2011 pensioenen (en ambtenarensalarissen) reëel niet stijgen, dus alleen gecorrigeerd worden voor inflatie. Aangezien werk geen gevolg heeft voor de hoogte van de pensioenuitkering, werken veel gepensioneerden om zo hun pensioen aan te vullen.

Rusland heeft lang in de luxe situatie verkeerd dat de pensioenen flink verhoogd konden worden zonder pijnlijke hervormingen te hoeven doorvoeren. De voortdurende vergrijzing en de begrotingstekorten als gevolg van de mondiale economische crisis nopen Rusland nu tot maatregelen. In 2011 zal naar verwachting het pensioenstelsel hervormd worden. Later dit decennium gaat dan de pensioenleeftijd omhoog.