Bruno De Cordier
Een geschiedenis van Centraal-Azië. Het onbeloofde land
Uitgeverij Acco
Leuven/Den Haag 2012
235 blz.
ISBN 9 789033 489761
€32,50

Historische achtergronden van Centraal-Azië

René Does

Centraal-Azië wordt gezien als verbindingsgebied tussen Europa en Azië én als periferie van de regionale grootmachten Rusland, China, Turkije en Perzië. Momenteel is Centraal-Azië vooral bekend als een deel van de ´geopolitieke achtertuin´ van Rusland. Voor zover ik weet is er in de Nederlandse taal - behalve deelstudies in de Landenreeks van het Koninklijk Instituut voor de Tropen - nog geen echte geschiedenis over dit gebied verschenen. Bruno De Cordier heeft nu in deze lacune voorzien met zijn Een geschiedenis van Centraal-Azië. Het onbeloofde land.

Bruno De Cordier is verboden aan de vakgroep Conflict- en Ontwikkelingsstudies van de Universiteit Gent en heeft vele jaren in Centraal-Azië gewerkt. Zijn boek is een goed begin voor meer belangstelling voor deze regio, die vanwege zijn economische betekenis (met name de olie in Kazachstan en het aardgas in Turkmenistan) en geopolitieke positie op de scheidslijn van Europa en Azië en van islamitische en christelijke wereld bij ons vaker in het nieuws zal komen. Volgens de achterflap richt De Cordiers boek zich ´zowel tot studenten niet-westerse geschiedenis, politieke wetenschappen en journalisten als tot een breder geïnteresseerd publiek´.

De Cordier definieert Centraal-Azië als ´het grondgebied van de vroegere Sovjetrepublieken Kazachstan, Oezbekistan, Kirgizië, Turkmenistan en Tadzjikistan, en de Chinese provincie Xinjiang´. In die voormalige sovjetrepublieken wonen nu bij elkaar 53 miljoen mensen en in Xinjiang ruim 21 miljoen. De kernvraag in het boek is ´hoe Centraal-Azië zijn huidige politieke, taalkundige en religieuze kaart kreeg´.

Na een eerste hoofdstuk over de sociaal-geografische kenmerken van de regio vertelt De Cordier zijn geschiedenisverhaal aan de opeenvolgende historische perioden, namelijk die van de islamitische kalifaten, de Mongoolse heerschappij, imperiaal Rusland en de Sovjet-Unie. In de zevende eeuw trokken groepen Arabische krijgers vanuit het zuiden de regio binnen. Dit was het begin van de islamisering, dat overigens een proces van vele jaren was.

Pas na de Slag van Talas (751), genoemd naar de rivier de Talas, tussen Arabische en Chinese troepen en het verlies van de Chinezen hierin werd de islamitische toekomst van Centraal-Azië definitief gevestigd. ´In essentie leidde dit ertoe dat de regio niet werd opgenomen in de Chinese maar in de islamitische sfeer´, aldus De Cordier.

Vervolgens brak in 1219 de Mongoolse periode aan. Centraal-Azi werd onderdeel van het Mongoolse rijk van Dzjengis Khan, dat grote delen van de Euraziatische landmassa ging omvatten. Dit gebeurde volgens De Cordier in een ´bliksemoorlog avant la lettre´ door de Mongolen op hun paarden. Tijdens de verzwakking en verbrokkeling van het Mongoolse rijk in de vijftiende eeuw vormden zich in Centraal-Azië de etnische groepen die we daar tot de dag van vandaag kennen.

Na de Mongolen kwamen de Russen. De opname van de regio in het tsaristische Russische rijk was ook een proces van vele decennia van geleidelijke opmarsen van de Russen. In juli 1867 werd in de regio het generaal-gouvernement Turkestan opgericht. Vervolgens werd de regio hechter in het Russische rijk verankerd door de ontwikkeling van de katoenteelt en de aanleg van spoorwegen. Hier was sprake van een Russische vorm van ´kolonialisme´, een kolonialisme binnen ´een geografisch continuüm waarin metropool, kerngebied en periferie niet van elkaar geschieden werden door zeeën en oceanen´.

In de sovjettijd, onder Stalin in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw, kreeg Centraal-Azië de staatsordening van republieken en deelrepublieken op basis van ´nationaliteiten´ zoals we die tot de dag van vandaag kennen. Bij die ordening lieten de sovjetcommunisten zich volgens De Cordier leiden door de historische etnografische kennis over de etnische en confessionele groepen in de regio, ´aangevuld met marxistische concepten en opvattingen over minderhedenkwesties´. Het was ook een kwestie van verdeel-en-heers-politiek in de regio, want: ´Er mocht in Centraal-Azië onder geen beding een Panturkse of panislamitische entiteit ontstaan.´

De Cordier eindigt zijn geschiedenisverhaal vlak vóór de jaren vijftig, na de gemaakte hongersnoden in vooral Kazachstan in de jaren dertig tijdens de collectivisatie van de landbouw, de deportaties van Kaukasische volken en Wolga-Duitsers naar de regio tijdens de Tweede Wereldoorlog en het testen van de sovjetatoombom in de Kazachstaanse steppe bij Semipalatinsk op 29 augustus 1949.

Hoewel De Cordier in het nawoord kort ingaat op de latere ontwikkelingen, is het jammer - en eigenlijk ook niet zo goed verklaarbaar - dat hij hier gestopt is. Wel zegt hij nog over de huidige positie van de islam in de regio: ´Staat en religie zijn in alle huidige staten van de regio in principe strikt gescheiden. Maar in de praktijk sparen de regimes, die de sociale kracht van de islam maar al te goed inzien, kosten noch moeite om religie voor hun kar te spannen of een eigen interpretatie ervan te promoten.´

Aan het boek van De Cordier over de geschiedenis van Centraal-Azië zitten sterke, maar ook zwakkere kanten. Allereerst is het natuurlijk gewoon goed dat er nu een geschiedenis van Centraal-Azië in het Nederlandse taalgebied is. Verder is De Cordier een deskundig auteur: hij weet zeer veel van de regio en zijn geschiedenis. Ook is het boek een prima naslagwerk met zijn korte paragrafen en subparagrafen in de hoofdstukken, index, tijdlijn en historische kaartjes.

Dat laatste is echter ook een zwakte van het boek. Als leesboek is het niet de gemakkelijkste klus waarmee De Cordier de lezer opzadelt. Het is een nogal theoretisch boek met een enorme informatiedichtheid, waardoor je voor je gevoel geconfronteerd wordt met een bombardement aan feiten, gebeurtenissen en ontwikkelingen. De mensen en de gebeurtenissen komen hierdoor bovendien niet tot leven, waardoor het boek iets levenloos en grauws over zich heeft, hetgeen ook aan de onveranderlijke en volle bladspiegel is af te zien.

Het zou beter zijn geweest als De Cordier regelmatig had geciteerd uit reisverslagen en beeldend persoonlijke portretten van historische figuren die een sleutelrol hebben gespeeld had gegeven. Het is jammer dat dit ontbreekt. Lees het boek daarom in kleine partjes en gebruik het als geïnteresseerde in de Central-Aziatische regio als naslagwerk.