Donnacha Ó Beacháin en Abel Polese (red.)
The Colour Revolutions in the Former Soviet Republics. Successes and Failures.
Uitgeverij Routledge
Londen en New York 2010
248 blz.
ISBN 9780415580601
€119

De kleurenrevoluties in de voormalige Sovjetrepublieken

Wilma Wolswinkel

De gebeurtenissen in de Arabische wereld gedurende de eerste helft van 2011, waarbij woedende menigtes het aftreden eisten van staatshoofden die soms al meer dan dertig jaar in het zadel zaten, doet denken aan gelijksoortige taferelen in de landen van de voormalige Sovjet-Unie in het eerste decennium van de 21ste eeuw. De omwentelingen in Georgië (2003), Oekraïne (2004) en Kirgizstan (2005) gingen de geschiedenisboeken in als de 'kleurenrevoluties', een opeenstapeling van niet-gewelddadige protesten, vaak na afloop van oneerlijke verkiezingen, die leidden tot het aftreden van autoritaire regimes tussen 2003 en 2006.

The Colour Revolutions in the former Soviet Republics is het eerste boek dat een een vergelijkende analyse maakt voor alle voormalige Sovjetrepublieken (met uitzondering van de Baltische landen). In elk afzonderlijk hoofdstuk wordt een land besproken, waarbij zowel binnenlandse als buitenlandse factoren onder de loep worden genomen. Door verschillende factoren met elkaar te vergelijken (staatsvorm, oppositie, externe factoren, civil society en de bevolking) proberen de auteurs een antwoord te geven op de vraag waarom in sommige landen protesten wel succesvol bleken en in andere landen niet, ondanks de vaak grote onderlinge overeenkomsten tussen deze landen.

De auteurs concentreren zich niet alleen op die landen waar een regimeverandering plaats vond, maar behandelen ook die landen waar een 'revolutie' om verschillende redenen uitbleef (zoals Oezbekistan, Armenië, Rusland en Kazachstan). Dit is de toegevoegde waarde van de bundel.

Regeringsleiders uit de regio, maar ook de (internationale) media, hebben vaak de grote rol van buitenlandse actoren bij de protesten, zoals internationale ngo's (de Soros Foundation) en landen als de Verenigde Staten en Rusland, willen benadrukken. Hoewel de auteurs deze rol niet onmiddellijk als secundair afdoen, zijn zij er wel van overtuigd dat de belangrijkste actoren zich in de landen zelf bevonden (oppositiepartijen, lokale ngo's, media, de bevolking).

Aan de andere kant moet opgemerkt worden dat de conclusies van OVSE-waarnemers direct na afloop van de verkiezingen geloofwaardigheid gaven aan een oppositie die vaak al veel eerder de frauduleuze praktijken had aangekaart. Op deze wijze had de rol van een internationale organisatie een katalyserende werking en kon de onvrede, die veelal al onder de oppervlakte aanwezig was, tot uitbarsting komen.

Veel wordt gesproken over de power of example van de revoluties voor de andere landen in de regio. In hoeverre namen oppositiepartijen en ngo's in andere voormalige sovjetrepublieken de strategieën van hun collega's in Georgië, Oekraïne en Kirgizstan over? Maar niet alleen de 'uitdagers' leerden van de gebeurtenissen, ook overheden begonnen in te zien hoe zij dergelijke revoluties in eigen land konden voorkomen.

Dit resulteerde er onder meer in dat in een aantal Centraal-Aziatische republieken het werk van lokale ngo's werd belemmerd of zelfs onmogelijk gemaakt. Er wordt tegenwoordig streng gecontroleerd op financiële steun en internationale contacten. Meer dan 60 procent van alle actieve ngo's in Oezbekistan was in de loop van 2005 genoodzaakt hun deuren te sluiten en/of het land te verlaten, waaronder Freedom House.

Voor het uitblijven van revoluties in andere delen van de voormalige Sovjet-Unie speelt ook mee dat de bevolking (en in sommige gevallen zelfs de oppositie) de voorkeur geeft aan politieke stabiliteit, zelfs autoritaire stabiliteit, boven spanningen om meer politieke vrijheden. Dit geldt ondermeer in Kazachstan, waar de bevolking haar economische welvaart niet op het spel wil zetten, of in Tadzjikistan, waar de burgers een herhaling van de burgeroorlog in de jaren '90 koste wat kost willen voorkomen. De leiders spelen uiterst handig op deze sentimenten in en schilderen de kleurenrevoluties af als een westers complot om de Centraal-Aziatische regimes omver te werpen.

Nu de laatste kleurenrevolutie alweer zes jaar achter ons ligt, is ook duidelijk dat van 'revoluties' eigenlijk weinig sprake is geweest. Geen van de drie landen heeft zich kunnen ontwikkelen tot een prototype van een stabiele democratie in de regio. Van een fundamentele verandering van de politieke en sociale structuur is geen sprake. Dit verklaart waarom in de omringende landen het optimisme voor een 'eigen' kleurenrevolutie veelal is verdampt.

Publicaties over de afzonderlijke kleurenrevoluties zijn de afgelopen jaren in grote hoeveelheden verschenen. Dit geldt niet voor artikelen en boeken die juist het uitblijven van revoluties in voormalige sovjetrepublieken proberen te verklaren. Door de vergelijkende aanpak in deze bundel zou de lezer bij bepaalde hoofdstukken wellicht uitgebreidere informatie willen krijgen, maar een goede introductie in de materie is het zeker.